Hypothese 1 november 2008 |
Maarten Loonen in de pers
|
Dit artikel is als pdf-file te downloaden door hier te klikken. |
De ganzen achterna Elke zomer voor onderzoek naar Spitsbergen Hoog in Spitsbergen ligt een dorp, dat bevolkt is met wetenschappers. Ook het Nederlands poolstation staat in Ny- Ålesund. Dr. Maarten Loonen doet er iedere zomer onderzoek. Hypothese zocht de /ganzenman/ deze zomer op. ,,Goedemorgen”, begroet Maarten Loonen zijn studenten in de mensa van onderzoeksdorp Ny-Ålesund. Het is woensdag, één uur 's middags, hij komt net uit bed. De twee studenten, die hem helpen bij zijn onderzoek, zijn al uren op. Ook zijn 14-jarige zoon Jan-Willem, die hier als zijn veldassistent de zomervakantie doorbrengt, heeft er al een halve dag opzitten. Maar niemand neemt Loonen zijn late opstaan kwalijk. Híj observeerder vannacht om drie uur immers nog de brandganzen aan de rand van het dorp. De bioloog heeft zijn dag-nacht-ritme een paar uur verschoven. Doordat het op Spitsbergen 's zomers 24 uur per dag licht is, kan dat zonder lichamelijke ongemakken. 's Nachts is het rustiger in het dorp. De ganzen komen dan dichterbij de bebouwing en zijn makkelijker te observeren. En Loonen vindt het eigenlijk ook wel prettig, om een paar uur ongestoord te kunnen werken. ,,Overdag vergeet je in alle drukte soms hoe mooi het hier is. Als het 's nachts rustig is, dan overvalt dat prachtige landschap me weer.” De ganzenonderzoeker is een van de oude rotten in het pooldorp. Iedereen kent hem, de ganzenman, en echt niet alleen door zijn klompen. In de zomer van 1990 startte hij zijn promotieonderzoek in Ny-Ålesund en sinds die tijd komt hij iedere zomer. Hij komt en gaat met de ganzen, die er van eind mei tot augustus zijn om te broeden. ,,Ik heb een aantal van de brandganzen, die hier bij het dorp broeden, al in 1991 gevangen en geringd.” In het voormalig mijnwerkersdorp Ny-Ålesund draait tegenwoordig alles om wetenschap. Tien landen hebben er een poolstation. Voor Loonen is het zijn tweede thuis. ,,Het is hier prachtig. De gletsjers, de toendra, de ganzen. Ik ben blij dat ik dit onderzoek kan doen vanuit een dorp. Ik hoef geen weken in een tentje te zitten. Dat is één of twee keer leuk, maar de lol is er snel af als je dat jaarlijks moet doen. Hier heb ik internet, wat het contact met het thuis zoveel makkelijker maakt. Mijn zoon komt nou al een aantal jaar om me een paar weken te helpen. Als dat allemaal niet mogelijk was geweest, had ik het niet zo lang volgehouden.” Loonen is de stationsleider van het Nederlands poolstation – twee oude, gele mijnwerkershuisjes aan de rand van het dorp. Hier wonen en werken de onderzoekers. In de kleine keuken van een van de huisjes hangt de geur van kippenvoer. Er hangen warmtelampen. De ruimte is in gebruik als nachthok voor 16 jonge ganzenkuikens. Loonen wil weten hoe het immuunsysteem van jonge ganzen zich ontwikkeld. ,,Daar zijn bloedtesten voor nodig. Het is beter een aantal dieren in gevangenschap te houden, dan om iedere week een aantal jongen in het veld van hun nest te moeten lichten. Dat zou veel te veel stress geven.” De gansjes zijn meestal buiten, waar ze braaf achter hun begeleider aandribbelen. Maar ze zijn nog te jong om zichzelf goed op temperatuur te houden. Af en toe brengen ze een paar uur in de keuken door om op te warmen. De ruimte ernaast houdt het midden tussen een laboratorium en een berging. Er liggen logboeken, vol ringnummers en observaties. Er staan spullen voor het onderzoek: plastic bakken om ganzen in te doen, een weegschaal om gevangen dieren te wegen, vogelringen en spullen om bloed- en poepmonsters te nemen. Loonen heeft het allemaal nodig om die grote vraag te kunnen beantwoorden: ,,Waarom vliegen die ganzen in hemelsnaam helemaal naar Spitsbergen om te broeden?” Het is vanaf het vasteland nog 700 kilometer naar Ny-Ålesund. En zo vriendelijk is het landschap hier niet. Het is juli, tien graden boven nul en er groeit weinig. En de planten die er groeien, blijven klein. Maar er is dus toch iets wat de vogels naar Spitsbergen trekt. Loonen: ,,Ik vermoed dat er hier minder parasieten zitten, waardoor de ganzen hun immuunsysteem tijdelijk op een laag pitje kunnen zetten. Dat zou ze veel energie schelen.” Om zijn hypothese te testen, vangt Loonen een aantal keer de brandganzen in het veld. Voor deze week staat er ook een vangst op het programma. De bioloog wil de groep 'kinderlozen' vangen, die aan de rand van het meer huist. Het zijn de jongen van vorig jaar en de ganzen, wiens kroos is opgegeten door de poolvossen. ,,De dieren zijn nu in de rui. Ze kunnen niet vliegen en daardoor zijn ze makkelijker te vangen.” Op het strand naast het dorp zet Loonen met zijn studenten en zijn zoon een net op, dat uitmondt in een kleine kraal. Hij krijgt ook hulp van een viroloog van het Erasmus Medisch Centrum. Die is drie weken in het dorp voor onderzoek naar vogelgriepvirussen. Hij zal de monsters van de ganzen daarop controleren. Als het net staat, kan de vangst beginnen. De vogels worden vanaf het dorp in zee gedreven. Daar wachten twee kayakers op ze. Zij zorgen dat de vogels koers zetten richting het strand, waar Loonen wacht. Hij sluit aan de ene kant het strand af, zijn zoon staat aan de andere kant van het net. De vangst verloopt soepel, er zitten even later dertig ganzen in de kraal. De wetenschappers halen de dieren er één voor één uit om ze te wegen en om monsters te nemen. Een beetje poep, een buisje bloed en wat slijm uit de keel: daarmee bepalen de onderzoekers hoe actief het immuunsysteem van de dieren is. Daarna mogen de vogels de zee weer in. De meeste monsters worden ingevroren, maar sommige tests moeten met vers bloed gebeuren. Daarom duikt een van de studenten zo snel mogelijk het laboratorium in. Loonen: ,,Het is nog te vroeg voor harde conclusies, maar tot nog toe kloppen de resultaten met onze hypothese.” Loonen houdt niet alleen de ganzen zelf, maar ook hun omgeving in de gaten. Zijn notitieboekjes staan vol data. ,,Je weet bij dit soort onderzoek niet altijd van te voren welke gegevens belangrijk zijn.” Dus meet hij ook hoe snel het gras groeit en hoe het na begrazing herstelt. Hij laat zijn studentassistent noteren welke planten de 16 ganzenkuikens eten. Hij vraagt zijn zoon regelmatig te tellen hoeveel jongen de sternen nog hebben. Zij nestelen ook aan de rand van het dorp en hebben net als de ganzen te leiden onder de poolvossen. ,,Er zit een nest met zeven welpen onder een van de huisjes. Eerst werd je aangevallen als je te dicht in de buurt van de sternennesten kwam. Nu is het er stil, de jongen zijn bijna allemaal opgegeten.” Daarnaast onderhoudt Loonen de website van het Nederlands poolstation en helpt hij media aan informatie over de poolgebieden. En wanneer er een toeristenboot aanmeert in Ny-Ålesund, geeft hij met plezier een lezing over zijn werk en het dorp. ,,Het is belangrijk dat mensen weten wat hier gebeurt.” Zijn taak is ook het onderzoek van anderen mogelijk te maken. Dus maakt hij foto's van het verlaten mijngebied achter het dorp, voor Nederlandse archeologen die hier volgend jaar onderzoek willen doen. Hij zette insectenvallen op in het dorp, voor een onderzoek naar de invloed van klimaatverandering. Toen er hier in de eerste helft van de vorige eeuw steenkool werd gemijnd, zaten er nog geen muggen. Nu wel. In Ny-Ålesund is de gemiddelde temperatuur gestegen, de laatste dertig jaar ruim ruim twee graden. Loonen wijst naar de gletsjer aan de overkant van de baai: ,,Toen ik hier begon, kwam het ijs tot het dorp. Ze wisten niet eens of er water of land onder lag. Gletsjers bewegen altijd, je kan dus niet keihard zeggen dat dit door de klimaatverandering komt. Maar voor mij staat het wel symbool voor de opwarming. Als het warmer wordt, verandert dat de poolgebieden dramatisch. Eén of twee graden merk je in Nederland niet zo, maar hier maakt hier het verschil tussen een wereld van ijs of een wereld van water.” Extra geld voor Nederlands poolonderzoek Het vierde Internationale Pooljaar loopt van maart 2007 tot februari 2009. Het pooljaar geeft een nieuwe impuls aan internationaal onderzoek naar de poolgebieden. Meer dan 60 landen doen mee. Nederland heeft zeven miljoen euro uitgetrokken, waarvan NWO 17 projectvoorstellen en zeven coördinerende aanvragen heeft kunnen honoreren. Birdhealth is één van de internationale onderzoeksprogramma's die in het pooljaar zijn opgezet. Het richt zich op de verspreiding van vogelziekten en de invloed van ziekten op vogelpopulaties. Bij dit project zijn 13 landen betrokken. Dr. Maarten Loonen van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen coördineert Birdhealth. Ook zijn eigen onderzoek naar brandganzen kreeg van NWO subsidie. Meer informatie: www.nwo.nl/ipy, www.poolstation.nl en www.birdhealth.nl. |
|